Sporten is goed. Dat weet iedereen. Het voorkomt gezondheidsproblemen en bevordert saamhorigheid. Toch sport een derde van de Nederlanders niet. Koen Breedveld, hoogleraar Sportsociologie en sportbeleid aan de Radboud Universiteit Nijmegen, onderzoekt waarom. ‘Waarom zorgen de successen van Ranomi en Epke niet voor meer sportdeelname? Zijn klassieke sportverenigingen ten dode opgeschreven? Er is nog een wereld aan kennis te winnen.’ Op 16 april spreekt Breedveld zijn oratie uit.
Breedveld wil de effecten van sport op de maatschappij preciezer in kaart brengen. ‘Ontleenden mensen vroeger hun identiteit aan afkomst, religie of zuil, tegenwoordig kiezen zij zelf waar ze bij willen horen. Een sportclub bijvoorbeeld. Tegelijkertijd is er sprake van een verschuiving naar lossere sociale verbanden, ook in de sport.’
Bonding en bridging
‘De vraag is of dat erg is. Al in 1964 waarschuwde het Centraal Bureau voor de Statistiek dat mensen “verenigingsmoe” werden. Intussen kent Nederland relatief nog altijd het hoogste aantal verenigingssporters van Europa. En met 1,5 miljoen vrijwilligers is de sport de grootste vrijwilligerssector van het land.
Toch zien we dat bijvoorbeeld informele hardloopgroepjes steeds populairder worden. Kijken we naar de sociale functie, dan zorgen die vrijblijvende groepjes met name voor bonding tussen mensen die elkaar al kennen. Klassieke sportverenigingen zorgen ook voor nieuwe contacten:bridging. Die verbinding is anders.’
Kruisbestuiving
Breedveld vervult sinds mei 2013 de eerste Nederlandse leerstoel op het gebied van sportsociologie aan de Radboud Universiteit. Waarom nu? ‘De tijd is rijp. Er worden steeds meer vragen op de sport afgevuurd. Sportonderzoek is ook nog jong. Het is niet vreemd dat er nog veel witte plekken zijn, maar dat gaat veranderen. Er komt een schat aan data beschikbaar. Bij NWO is net het eerste sportonderzoeksprogramma gestart.’
Waarom Nijmegen? ‘Er is hier veel ervaring met empirisch vergelijkend onderzoek. En de sport is hier goed ingebed in verwant onderzoek naar cultuurparticipatie en gezondheid. Bovendien vindt ook elders aan de Radboud Universiteit volop sportonderzoek plaats: van geneeskunde en psychologie tot filosofie en geschiedenis[. Ik verheug me op de kruisbestuiving.’
Sportbeleid
De overheid voert sinds veertig jaar beleid om sportdeelname te bevorderen. Toch is er over de effectiviteit van dat beleid weinig bekend. Breedveld: ‘Wat we weten is dat grote landelijke campagnes niet helpen. Lokaal investeren in voetbalvelden of zwembaden heeft waarschijnlijk wel effect. Momenteel onderzoeken we het effect van bezuinigingen op voorzieningen op sportparticipatie.’
Niet Epke, maar de gymleraar
Een breed gedragen maar ongeldige aanname is, is dat topsportsuccessen bijdragen aan sportdeelname. Breedveld: ‘Epke en Ranomi geven hoogstens een tijdelijke impuls aan de turn- en zwemsport. Maar sporten beklijft pas als het een patroon wordt. Dat patroon vormt zich op jonge leeftijd: hoe meer positieve ervaringen dan, hoe groter de kans dat iemand later blijft sporten’
‘Een vakdocent voor lichamelijke opvoeding is daarbij onontbeerlijk. Praktisch alle kinderen hebben tegenwoordig een motorische achterstand. Simpelweg omdat het dagelijks leven onvoldoende beweging van ons vraagt. Dat slechts 46 procent van de basisscholen een vakdocent in dienst heeft, valt in deze tijden van beweegarmoede niet uit te leggen.’
Bron: www.ru.nl